Soorten

Er zijn mensen die zacht zijn als parelmoer. Grote, bleek wit schijnende zielen, die met open handen naar me toe komen en me omvatten in hun warme, veilige armen. Het kostte me heel wat tijd om te kunnen blijven staan. Terwijl ze zulke dingen doen. Het is zo verleidelijk om hen los te schudden. Maar niet de beste weg.

En er zijn ook harde mensen, die hun woorden en lichaam gebruiken als grote tractoren, om mee door het leven te stampen zonder twee keer over iets na te denken. Hun zachtheid is als vuur. Hun grote harten lopen als krijgers rond in de wereld. Ze spreken graag over dingen die je kan aanraken, en ze zijn slim, en wild. Ik hou erg veel van deze soort. Hun armen wil ik zelden afschudden. Integendeel. Ik ren erheen, en nestel me erin. Hun hardheid heeft iets veiligs.

En er zijn ook makkelijke, kleurloze mensen, van wie ik alles vooraf al weet en waar ik in kan stappen als in een leeg sjabloon. Bij wie ik ondertussen aan andere dingen kan denken. Ze zijn meestal groter dan ik, hoewel ik nog niet begrijp hoe dat precies komt. En er zijn totaal onbegrijpelijke mensen, die naar vreemde regels spreken, en bewegen op andere melodieën dan ik. Die zijn interessant om naar te kijken, maar erg vermoeiend om mee om te gaan. Als het proberen kraken van een code, terwijl je weet dat het niet kan. En er zijn mensen die af zijn. Gladde, vlot functionerende organismen die niet geïnteresseerd zijn in verandering. Die vind ik grappig, vooral als ze toch moeten veranderen, want zo is het leven. Maar met hen praat ik niet graag. Hun zekerheden doen me denken aan de dood. En er zijn boze mensen, die alleen maar boos kunnen zijn. Die zijn erg fascinerend. Er zit veel kracht in woede. En ze kunnen dingen waar ik niet goed in ben.

Er ook mensen die ik niet kan thuisbrengen. Wandelende mysteries die nu eens het ene zijn, en dan weer het andere. Diepe, inktzwarte meren vol onuitgesproken vragen, bedenkingen en dromen. Mensen die met grote, scherpe ogen naar de wereld kijken. Nadenkers. Alleen-zijners. Leegtes. Het beste is om hen in kleine porties aan mezelf te geven, zodat ik niet te snel uitgeput raak door hun intensiteit. Ik heb al goede vrienden gevonden bij deze soort. Vrienden die als bomen in mijn leven staan. Sterk en kwetsbaar tegelijkertijd. En, misschien in tegenstrijd met hun aard, blijvend.

En er zijn nog soorten, en nog, en nog. Onze verschijningsvormen zijn werkelijk onuitputtelijk. Ik denk niet dat ik er ooit genoeg van zal krijgen ernaar te kijken.