De zachtaardige bruut

Ik zal snijden waar het ziek is, verbrijzelen met mijn blik wat mistige muren vormt.

Ik zal, dwars door alle sociale conventies heen, bruuskeren wat zacht en ziek onder tafel wordt verrekend.

Ik zal eenieder die rekent op beleefdheid breken als een twijg. Ik zal mijn ziel uit de kast van mijn teder lichaam halen, en haar rillend in het midden van de tafel zetten. Ik zal haar laten rondkijken. 

Als een zwarte feniks zal zij zichzelf ontbloten, en zeggen: jij daar. Neen. Niet zo.

Ik zal zeggen maar. 

Maar. 

Maar.

Ik zal mijn hoofd buigen voor de kwaadheid in mijn ziel, ik zal haar wijsheid en kracht eren, ik zal zeggen: ja.

Ik zal alleen de waarheid dienen, of die nu pastelkleurig en vederlicht is, of zo compact en inktzwart dat een handvol ervan meer weegt dan vijf flatgebouwen.

Dat alles zal ik doen.

En ik zal zeggen: het spijt me niet.

Het spijt me niet.