Geen vinger

Waarom is dit een perfecte dag?
Ik weet het niet.
Het is een mysterie.

Want er is enkel de grijze lucht. Een vochtig knisperen, buiten. Een oneindige hoeveelheid microscopisch kleine waterscherven die zichzelf in mijn hoofd uit elkaar zucht. Zo helder. Zo nat. Zo in waaiers, in cirkels, in golven.
Het is niet eens blij, dit knisperen. Het is niet eens verdrietig. Het is alleen maar echt.
En ik kan buiten zitten, nu. Met een fleece. Ik kan koud en helder zijn, nu. Zonder einde.
Hoe komt dat? Hoe komt dat?

En er is enkel maar het gevoel van koude, stijve handen, omdat ik mijn boek te lang openhield boven het deken. Je kent dat soort koude handen wel. Of dat hoop ik toch. Voor jou. Voor mij. En, vlak daarna, de organische, dierlijke warmte die mijn lichaam heeft gemaakt onder het deken. En het unieke contrast tussen die twee: warm, koud. Warm en koud.

En een bad. Lichaam-in-water. Hoe geborgen. Hoe in beweging. Hoe uniek.

Er is echt alleen maar dat, vandaag. Alleen maar dat.
En ik begrijp niet waarom het zoveel betekenis draagt.

Hoe werken deze obscure mechanismen? Hoe komt het dat de ogen van mijn hart vandaag wijd open zijn? Dat mijn verstand als een giechelende, onmachtige meneer in maatpak half uit het schip hangt, zonder nog moeite te doen om te sturen, zijn anders zo strakke, dunne mond nu opengesperd, om opspringende, zoute druppels op te kunnen vangen?

Hoe komt dat toch?

Maar ik stel mijn vraag achterstevoren. Dat heb ik wel al uitgedokterd. Want deze toestand ligt duidelijk dichter bij de waarheid dan al dat andere. De werkelijke vraag is waarom mensen dat niet altijd kunnen. Gewoon, ogen open. In vrede met zichzelf half uit het schip hangen. Geen vinger op het roer.