Hart

De sleutel tot de juiste weg zit in het hart. – Pas op.
Voorzichtig, nu.
Voorzichtig.
Ik heb het niet over de pastelroze, papieren afbeelding van het echte ding. Want die weergave betekent niks. Die gaat helemaal nergens over.
Ik heb het niet over iets dat zacht is. Of, beter gezegd: ik heb het niet over iets dat zacht is op een veilige manier. De echte zachtheid van het hart is totaal onbevattelijk. Het is niet iets dat je kan aaien, bijvoorbeeld. De menselijke vingers zijn veel te klein om dergelijke zachtheid aan te raken en ongeschonden te blijven.

Eerder gaat het zo: Je zit op je knieën in het hoge gras. Nabij. Je hebt je ogen dicht. En je voelt met een rilling dat het hart naar je toe komt (en natuurlijk komt het naar je toe, dat is de essentie van zijn aard). Op zijn majestueuze, brandende, naakte voeten. Glimlachend. Overvol van zichzelf. En: je voelt dat het van plan is om zich helemaal aan jou te geven (en natuurlijk geeft het zich helemaal aan jou, ook dat is de essentie van zijn aard).
En je weet: ik zal verdrinken. Want ik ben veel te klein. En je ziet in: alles wat ik dacht te zijn, zal opbranden, tot enkel het hart nog overblijft.
Zo vind je de weg.
Ongeveer. Bij benadering.

Er is een prijs. Daar kan je niet buiten.
Je moet veel pijn kunnen verdragen, als het hart voor je opengaat. Hoe dat precies komt, weet ik ook niet. Maar de echte, levende nabijheid van het hart is een uitermate pijnlijke zaak. Je luistert naar muziek en de lijnen daarvan snijden als vlijmscherpe messen door je heen. En je bent gelukkig. Je bent gelukkig. Niet gelukkig als de zon in een cartoonfilm, maar gelukkig als het diepe, koude water. Helder. Echt.
Ja.
Daar ligt de juiste weg.

Of misschien zeg ik het beter zo: het hart is geen libel die neuriënd van bloem naar bloem glijdt. Het toont je niet de weg door gouden zandkorrels voor je in een glinsterend spoor uit te strooien.
Het is een brutale, hardop lachende, schitterende God die in een rammelende, vierkante auto aan volle snelheid over de autosnelweg scheurt. Met zijn ogen dicht. Omdat hij weet dat hij sowieso juist zit.
En daar moet je in, in die auto.
Daar moet je in.
Als je werkelijk ergens naartoe wil toch.