Stalagmiet

Soms, bij het zien van bepaalde mensen, weet ik ineens heel goed wie ik ben.

We zitten in het donker, in een cirkel, naar het vuur te kijken. Alles ademt groep. Ik hou eigenlijk niet van groepen, maar deze is zeer langzaam gegroeid. Mijn enige tempo. Duizenden microscopische interacties leidden tot precies dit: wij, hier, zo, rond dit vuur, nu.

Wat er gezegd wordt, maakt me niet zo uit, maar ik doe heel hard alsof. Dit is per slot van rekening een vergadering, en een mens moet redelijk moet blijven. En ik wil graag helpen, dus ik doe mijn best. Al is mijn enige echte bijdrage hier zijn. Op exact deze manier.

Weten wie ik ben door anderen. Uitgesleten zijn tot een bepaalde vorm door herhaald contact. Oud, doorleefd, schoon. Zeer, zeer stevig. Iets van aarde is het.

Ik zou kunnen zeggen dat het komt door speciale momenten, en dat is vast zo. Die nacht dat we in het bos gingen voor een nachtspel en ik echt bang was. Dat grote optreden dat ik echt goed deed. Dat grote optreden dat ik echt slecht deed. Die ruzies over wie wanneer mocht spelen. Dat elkaar in de ogen kijken tijdens een of andere opwarming en per ongeluk iets heel oprecht zeggen. Extreme onnozelheden. Zoals die keer met het pingpongballetje en de zakken chips. De verkeerde boeking van een belangrijke trein. Dwalen over de straten van Amsterdam. Maar ook alles daar tussenin. De kinesthetische dans van naast elkaar zitten op een stoel, eindeloos vaak uitgevoerd. Het kijken naar gezichten en hoe die spreken, welke vorm lippen aannemen bij welk onderwerp. En opnieuw. En opnieuw.

Ik voel me eigenlijk zo’n stukje rots, in een grot. Hoe heet dat. Een stalagmiet?

Eeuwen duurt het, voor zoiets er is.