Kraai

Ze hoppen als kleine, onhandige meneertjes door het gras. Op een zonnige dag. Ochtend. Waarschijnlijk hangt er dauw aan hun poten. Langs de zijkant van hun grote, zwarte bekken. Aan hun donkere, glimmende veren. Het lijkt wel alsof ze een kostuum dragen, en ik kan niet zeggen of het kostuum te groot is voor hen, of zij te groot voor het kostuum. In ieder geval lijken ze er niet in te passen. ‘Zie mij hier nu hoppen,’ lijken ze te denken. ‘Ik ben een kraai.’