De dag

Ik lig in bed, en open mijn ogen. De dingen die me omgeven zijn gulzig aan het eten van de herfst. Ik zie dikke wol van oker kraken in de volle, hongerige mond van de ochtendlucht. De gedachte pompoen omgeeft alle andere gedachten. Ik voel de oranje glans ervan in mijn tanden. De harde vorm, doortrokken van lijnen, in mijn huid. Pompoen.

Ik weet hoe de lucht buiten proeft, nu. Dat warm-en-koud.

Ik weet hoe de bomen ijler worden. Statiger en harder. Klaar om te blijven staan als hun groen weggaat.

Ik strek mijn been. Dit is precies hoe mijn huid tegen het laken schuurt. In de herfst.

Ik leg mijn hand op mijn buik. Honger. Boterham. Straks. En dan nog een, als ik wil.

 

Het gevoel van nu is zo duidelijk dat ik het kan aanraken. Het smaakt naar zoete noten en naar een warme keuken. Het smaakt naar melk in een pan.

Alles is vervuld.