Een vriend

Ik heb een vriend die zacht is als water. Ze stroomt in volledige transparantie door het leven. Ze is een continu klateren. Een eindeloos, lichtgrijs vallen. Alleen kleine, bescheiden geluiden kleuren haar aanwezigheid: een echo van gelach, een teder happen naar adem, telkens achter de volgende waterdraaiing, telkens diep tussen de plooien van het water. Ik kan haar niet vasthouden, maar soms beweegt ze uit zichzelf in mijn richting. Dan voel ik me een vast, concreet eiland, en dan woelen haar watervingers voorzichtig door mijn zanderige worteldraden, die tegen hun gewoonte in mee wiegen met haar getrek. Het is onvergelijkbaar mooi, dat doorzichtige, lichte materiaal waaruit ze is gemaakt, en hoe het geheimen bevat die zo diep en woordeloos zijn dat niemand ze ooit zal kennen.

Regen

Nat zijn dingen anders. Het korte gras bijvoorbeeld, dat onbevreesd uit de grond steekt. Moest het kunnen, het zou zichzelf uitschudden. De druppels zouden in alle richtingen wegslingeren. Een slow motion carrousel van glimmende miniatuurballen. Of een blad, geel met bruin, dat als een dunne prent op het voetpad kleeft. Hoe dat ruikt als je het eraf haalt. Hoe het tegen je hand plakt, met zijn koude, harde nerven. Of de goten. Glinsterende spiegels van zwart. En de regendruppels, die zonder angst hun oppervlak kussen.